Jubileum

Jubileum 19 december 2015

1e Toespraak.

Beste familie en vrienden van Arie,

,,Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter”, zo begint Nescio zijn verhaal over Japi, voor het eerst verschenen in 1918.

Zo’n zin zou ook over Arie te schrijven zijn. Arie is op zijn manier ook  ,,een wonderlijke kerel”. Ik zal dat toelichten, maar eerst het volgende.

Ik kwam Arie voor het eerst tegen in de Beyneshal in Haarlem ergens in de vroege jaren negentig. Het was de tijd dat het fenomeen boekenbeurs nog floreerde en er wachtlijsten voor deelnemers bestonden. Arie wist wel wie ik was, maar ik wist nog niet goed wie Arie was. We raakten aan de praat en zo zagen en spraken wij elkaar in de jaren die volgden bij tussenpozen, maar niet zo frequent. Tenslotte had Arie toen zelf een veilinghuis en ik toevallig ook en veilinghouders hebben elkaar doorgaans niet zo heel veel te vertellen, zeker niet wanneer zij in dezelfde branche zitten.

Ik zag wel meteen dat Arie zeer correct gekleed was, geheel naar de tradities van zijn confessionele voorland en dat hij enigszins plechtig sprak, boekentaal eigenlijk.

Ik merkte ook dat Arie veel, heel veel van het Nederlandse gereformeerde boek wist en daarover een duizelingwekkende hoeveelheid feiten kon debiteren: auteurs, titels, verschijningsjaren, maar ook feilloos wist aan te geven in hoeverre een titel zeldzaam was en wat daar dan voor veilingopbrengst bijhoorde. Vooral werd mij duidelijk dat Arie een groot liefhebber van het boek was, iemand voor wie het boek dag en nacht centraal staat.

De laatste jaren zie ik Arie vaker. Een enkele keer rijden wij samen naar adressen in het land om bibliotheken te beoordelen voor veiling of inkoop. Ook hebben wij samen verschillende keren gebroederlijk naast elkaar gezeten tijdens taxatiesessies, zoals vandaag. Dat is overigens altijd bijzonder plezierig.

Arie heeft ook een groot gevoel voor humor en dat is een onmisbare eigenschap als je – zoals hij – meer dan 1500 taxaties hebt gedaan en je omgang hebt met mensen van allerlei pluimage. Hij zegt waar het op staat, is ad rem, maar altijd zeer beleefd.

Arie’s gesprekken volgen bij een taxatie is een waar genoegen: zijn degelijke – ik zou haast zeggen Alblasserwaardse – zinnen in combinatie met dito kennis stralen autoriteit uit. Zo mensen al mochten tegensputteren naar aanleiding van zijn taxatie, dan besluit Arie zijn oordeel met een goed gekozen kwinkslag in de trant van ,,na de Bijbel de meest gedrukte tekst” of zoiets dergelijks. Een niet te contoleren uitspraak natuurlijk, maar wel overtuigend !

Waarom is Arie dan wonderlijk ? , want die opmerking is natuurlijk bij u blijven hangen.

Ach weet u, Arie is wonderlijk in de zin van ,,representant van de goede oude tijd”, iemand die misschien niet helemaal in de onze past. Zijn taxaties pleegt hij uit het hoofd te doen zonder internet te raadplegen wat in de huidige tijd zekere risico’s meebrengt. Met weemoed kan hij vertellen over de kolossale bibliotheek van zijn vader, die – zo hij mij vertelde – in zijn dagen op een Harley Davidson rondreed en zijn boeken in Rotterdam en Amsterdam kocht. En hij kan vertellen over hoe het er vroeger bij de handelaren in oude boeken aan toeging: de gemoedelijkheid, de sigarenrook en het elkaar iets gunnen. Regelmatig duikt het woord ,,karrevrachten” op als hoeveelheden interessante boeken moeten worden aangegeven.

In alle windstreken van ons land is Arie inmiddels geweest, steevast in gezelschap van een sensationele grote koffer. Ik weet zeker dat er geen antiquaar hier te lande heeft geleefd die zo veel taxaties heeft gedaan !

Dus Arie, ik feliciteer je hier nog eens officieel met je verjaardag vandaag en ik spreek de wens uit, dat je nog vele mooie boeken mag taxeren !

Leiden, 19 december 2015

Drs.  A. D. Steenkamp, directeur veilinghuis Burgerdijk & Niermans. 


2e toespraak  – 1.500 taxaties op de teller

Voordracht van de heer Marc Claeys: collectioneur van antieke, Nederlandstalige Bijbels. Daarnaast is hij beheerder van de website ‘Biblia Neerlandica’ (www.biblianeerlandica.be) en organisator van de internationale Bijbeltentoonstelling ‘De Bijbel & de Naam’.

Er is mij gevraagd om iets te vertellen over Bijbels en Bijbelvertalingen in de Nederlandse taal. Bijna 30 jaar ben ik een verzamelaar van antieke, Nederlandstalige Bijbels. Wat zijn de aanleidingen daartoe geweest?

Van thuis uit ben ik een Christelijke getuige van Jehovah. Dus vanuit mijn christelijke opvoeding werd ik reeds vroeg vertrouwd gemaakt met de Bijbel en de inhoud ervan. Rond mijn 20ste jaar nam ik mij om te sparen voor een goede theologische bibliotheek waarin Bijbelvertalingen, -commentaren en –verklaringen een prominente plaats zouden innemen.

Het oorspronkelijke motief was mezelf te omringen met boeken om mij te verdiepen in grondige Bijbelstudie. Niet lange tijd daarna geraakte ik sterk gegrepen door de geschiedenis van de Nederlandse Bijbel. Waarom eigenlijk? Omdat deze geschiedenis één van de meest uitgebreide, kleurrijkste en boeiendste van heel de wereld is!

Dit is een stelling die steeds weer een aantal wenkbrauwen in het publiek doet fronsen.  De uitgebreidste van de hele wereld lijkt wellicht een te sterke bewering. Of niet? Het is absoluut juist dat de Nederlandse taal vandaag op wereldschaal een erg bescheiden positie inneemt. Ze is absoluut niet vergelijkbaar met het Arabisch, Spaans of het Engels! Dit is de actuele situatie, vandaag. Maar laat ons niet de vergissing maken te denken dat dit altijd zo geweest is. In het begin van de 16de eeuw lagen de taalverhoudingen toch even anders.

Het aantal mensen dat Engels sprak in de jaren 1520-30 schommelde rond de 2,5 miljoen. Het

geschatte aantal Nederlandstalige mensen komt op ruim 2 miljoen. Beide taalgroepen lagen dus niet ver uit elkaar! Daarenboven was het Nederlands invloedrijker dan het Engels! Hadden we in de 16de eeuw geen Godsdienststrijd onder Filips II en Karel V gehad, dan was New York misschien New Amterdam gebleven. Indien de geschiedenis zich iets anders had voorgedaan, zouden 80% van de huidige internationale telefoongesprekken niet in het Engels geweest, maar misschien, wie weet, in het Nederlands. Dit lijkt misschien een nogal sterke bewering. Toch bestaat er een draagvlak voor deze conclusie.

Hierbij moeten wij rekening houden met het commercieel talent van de Nederlanders. Inderdaad, de Hol-landers hebben schijnbaar altijd een goeie neus voor zaken gehad.  Het is goed hierbij te vermelden dat Engeland wel de grootste militaire vloot bezat. Maar de Nederlanden beschikten wel over de grootste com-merciële vloot!

Daarenboven groeide Antwerpen stilaan uit tot het belangrijkste handelscentrum van de toenmalige wereld. Niet in het minst door de dominante positie die haar haven innam – ten koste van Brugge en Gent. Dit was een ontwikkeling die enkele decennia daarvoor begonnen was. Het jaar 1500 moet ongeveer het scharnierpunt zijn geweest waardoor de haven van Antwerpen in de eerste helft van de 16de eeuw tot volle bloei zou komen.

Ter illustratie (> 1520-1530): In vergelijking met de haven van Londen was de Antwerpse haven qua tonnenmaat, of qua verwerking van het hoeveelheid ton goederen, 4 maal zo groot! De Antwerpse haven verwierf zich dus vanaf de eerste helft van de 16de eeuw een dominante positie! Deze historische ontwikkeling zorgde ervoor dat de Nederlandse taal commercieel belangrijker was, dan bijvoorbeeld het Engels.

Enkele interessante feiten : Wellicht is het voor sommigen nieuw te weten dat de beroemde Engelse Bijbelvertaler – William Tyndale een 8-tal talen beheerstte – waaronder het Nederlands?

 

We weten dat Tyndale een behoorlijk poosje in Antwerpen verbleven heeft om aan zijn Engelse Bijbelvertaling te werken. Dat hij het Nederlands onder de knie had, gaf hem ongetwijfeld ook een praktisch voordeel. Zelfs nog in de tweede helft van de 16de eeuw leert de vrouw die door de Engelsen gekozen werd tot ‘de vrouw van het Millenium’ – Queen Elisabeth I de Nederlandse taal.

Denkt u dat Willem van Oranje op zijn beurt Engels zou leren? Neen! In de geschetste, historische en com-merciële context was dat blijkbaar niet nodig.

Hoe was deze taalontwikkeling van invloed op de geschiedenis van de Nederlandse Bijbel? De belangrijke rol van de Nederlandse taal reflecteerde zich eveneens op de vraag naar Nederlandstalige Bijbels en bijgevolg ook op het drukken en de verspreiding ervan. Sommigen zijn verrast te vernemen dat een complete editie van de Nederlandse Bijbel in één band, eerder verscheen dan een Franse of een Engelse Bijbel! Hier een klein overzicht:

1526 – Eerste Nederlandstalige Bijbel; bij Jacob van Liesvelt, Antwerpen

1530 – Eerste Franse Bijbel; bij Merten de Keyser, Antwerpen

1535 – pas 9 jaar later (!!) de eerste Engelse Bijbel – Miles Coverdale & Tyndale.

Volgens recent onderzoek zou deze laatste eveneens in Antwerpen gedrukt geweest

zijn…

Daarenboven zijn er in de periode tussen 1522 – 1545 méér dan 80 Bijbeledities verschenen voor het Nederlandse taalgebied. Hieruit blijkt dat de geschiedenis van de Nederlandse Bijbel, voornamelijk in deze vroege periode, erg rijk aan betekenis is. Jawel, ook wel de meest uitgebreide van de hele wereld!

Maar bij aanvang van deze lezing beweerde ik dat ze ook erg kleurrijk is. Valt daar iets over te zeggen? Jazeker! In het Nederlands taalgebied kreeg de Reformatie een vaste voet aan de grond. Het religieuze landschap in de Nederlanden werd ook gelijdelijk aan heel divers. In het zog van de Reformatie ontstonden er verschillende religieuze afsplitsingen en gemeenschappen gemeenschappen, zowel onder het katholiscisme als het protestantisme. Hoe klein sommigen ook waren – niet zelden maakten zij gebruik van een eigen Bijbelvertaling. Sommigen hiervan waren éénmansvertalingen zoals het ‘Nieuwe Testament’, Uit het Grieksch vertaald, door Reynier Rooleeuw (1694). Deze vertaling werd in gebruik genomen door de Rijnsburger Collegianten. Bij de Remonstrantse broederschap verscheen in 1680 een vertaling van het Nieuwe Testament door Christiaan Hartsoeker. Vaak betroffen het vertalingen van het Nieuwe Testament (of delen daarvan), maar soms ook van de gehele Bijbel. Deze diversiteit in vertalingen geeft de geschiedenis van de Nederlandstalige Bijbel inderdaad ook méér kleur.

In de 16de eeuw werden verreweg de meeste Bijbeledities uitgegeven in de Vlaamse Scheldestad. Dat bracht ook met zich mee dat een groot aantal boekdrukkers hun weg naar Antwerpen vonden. Verscheidene onder hen waren van oorsprong actief in de noordelijke Nederlanden, maar trokken naar het economisch welvarende Antwerpen. Onder hen bevonden zich onder meer: Hendrick Peetersen van Middelburgh (waarschijnlijk afkomstig uit Middelburg), Gebr. Van Ruremund (Eindhovenaren) en Willem Vorsterman (uit Zaltbommel afkomstig).

Maar niet alleen uit de noordelijke Nederlanden verhuisden boekdrukkers naar Antwerpen. De Antwerpse boekdrukkers kenden ook Franse emigranten. Zo was Merten de Keyser (Martin L’ Empereur) van Parijs afkomstig. De grootste onder de groten in de drukkerswereld was eveneens van Franse afkomst. Het is die boekdrukker die de titel van ‘architypographus regius’ of koninklijk aartsdrukker ontving. We hebben het over de beroemde Christoffel Plantijn.

Met andere woorden, de havenstad Antwerpen heeft een sleutelrol gespeelt in de verspreiding van de Bijbel in de volkstaal. Later, tegen het einde van de 16de eeuw kwam de Bijbelproductie zich te verleggen naar Emden en verscheidene steden in de noordelijke Nederlanden, waaronder Leiden en vooral Amsterdam.

Dan is nog een belangrijke factor die de geschiedenis van de Nederlandse Bijbel erg boeiend maakt. De verspreiding van een Bijbel in de volkstaal moet niet alleen gezien worden in een commerciële of economische context. Ook religieuze elementen hebben hier een belangrijke rol gespeeld. Toen Maarten Luther in 1517 zijn 95 stelling op de kerkdeur in Wittenberg spijkerde, stak hij de fakkel in het roerige religieuze kruitvat van die tijd. Het godsdienstige landschap zou in de jaren die volgden enorme verschuivingen ondergaan. Veel was te doen rond en om de Bijbel als het geïnspireerde ‘Woord van God’. Bijvoorbeeld: zo sprak de Rotterdamse humanist Erasmus zijn verlangen uit naar een leekenbijbel, door te schrijven: ‘Ik zou willen, dat het vrouwvolk de Evangeliën en de Brieven van Paulus las. Ach, waren deze Schriftgedeelten maar in alle talen overgebracht, […] Mocht daaruit de akkerman bij het hanteeren van den ploegstaart en de wever bij het snorren der klossen een stuk voor zich opzeggen en de reiziger daarmee onderweg de verveling verdrijven. Mochten de gesprekken van alle Christenen daarover handelen.’ Vele reformatoren ondersteunden deze stelling, de ene al met meer ijver en bezieling dan de andere. Kortom, de Bijbel stond als boek op korte tijd in het middelpunt van de actualiteit.

Het is waar, veel drukkers en uitgevers legden bij het drukken van bijbels het zwaartepunt op de financiële voordelen die dat met zich meebracht. Toch mogen – althans bij sommigen onder hen – religieuze redenen of godsdienstige overtuigingen niet uitgesloten worden. Maar historici staan voor een groot probleem. Vandaag, in de 21ste eeuw, is het bijzonder lastig om vast te stellen tot in hoeverre afzonderlijke drukkers datzelfde verlangen koesterden – puur vanuit een godsdienstige overweging. Het is beter hier geen dogmatische beweringen over te doen – hoewel sommigen bepaalde boekdrukkers misschien graag zien als martelaren voor het geloof zien.

Vast staat wel dat sommigen door hun drukkersactiviteiten stevige problemen kregen. Enkelen onder hen bekochten het zelfs met hun leven. Denken we aan gebroeders van Ruremund die waarschijnlijk in Engeland in gevangenschap om het leven gekomen zijn. Of Adriaen van Berghen en wellicht de bekendste in het rijtje: Jacob van Liesvelt.

Op godsdienstig terrein bestond in Antwerpen in de jaren ‘20 en ’30 van de 16de eeuw een relatief tolerant klimaat. Er waren wel plakkaten verschenen waarin de keizer zijn beklag deed over de toenemende ‘ketterij’ – met name in de Lage Landen (1526). De bedoeling was dan ook om via een boekencensuur de productie van protestantse, zeg maar: ‘ketterse’ Bijbels in te dijken. Kennelijk hadden deze plakkaten niet altijd het gewenste effect, want de jaren daarna verschenen telkens nieuwe verbodsbepalingen met de bedoeling om de censuur op de boeken-productie strenger aan te pakken.

Blijkbaar bestond er aanvankelijk bij de Antwerpse magistratuur een gedoogbeleid. Elke verkochte boek of Bijbel bracht immers belastingsgeld in de stadskas. Dus ook de Antwerpse magistratuur kneep wel eens een oogje dicht wanneer drukkers hun persen ten dienste stelden voor lectuur die de “de nieuwe leer” verkondigden. Maar deze tolerante houding zou niet blijven.

Vanaf de jaren ‘40 werd de controle op het drukken en uitgeven van Bijbels in Antwerpen en ook elders, aanzienlijk strenger. Verschillende bijbeldrukkers kwam in aanvaring met de justitie. Sommigen kwamen er vanaf met een relatief lichte straf (bv. een pelgrimstocht). Anderen hadden minder geluk – zoals de eerder genoemde Jacob van Liesvelt. In november 1545 werd hij gearresteerd en om het leven gebracht door onthoofding. Zijn volledige verhaal kunt u lezen op mijn website: Biblia Neerlandica.

De tijd laat helaas niet toe om mijn verhaal nog verder uit te spinnen. Maar ik hoop met mijn verhaal iets meer geloofwaardigheid te hebben gegeven aan de bewering dat de ‘geschiedenis van de Nederlandstalige Bijbel’ één van de meest uitgebreide, kleurrijkste en boeiendste van heel de wereld is!


Boekenneuzen en Arie Molendijk

Ik ben enkele malen met Arie mee geweest en vond dat hij met humor en geduld de mensen hielp met de waarde bepaling van hun boeken. Dat is niet vreemd als we naar Arie z n neus kijken. Nou is het op zich al een kunst om een goede boekenneus te herkenning doch ik mag van mezelf zeggen na zo n kleine 50 jaar in de boeken en een pittige studie in het onderscheiden der neuzen dat ik die van Arie onmiddellijk herkende.

Die man flikt het toch om een boek dat ter tafel komt en nog ongeopend is om dan bij voorbaat al te zeggen welk boek het is en als hij echt op dreef is nog de druk er bij te noemen .

Ga er maar aanstaan 1500 x taxeren dat op zich wel leuk is maar dan die mensen die met hun boeken komen en het dan zelf beter weten of weleens hebben laten taxeren door een leek die dan een flinke prijs daar voor vroeg . Komen ze dan voor Arie te staan willem ze zich niet laten kennen .Over het algemeen is het leuk om aan te zien maar om het werk te doen moet je wel een neus zoals Arie hebben .

Ik wens hem nog wel een aantal x 1500 taxatie dagen toe en een nog beter reukvermogen

Willem van Baardewijk, vriend en oudste antiquaar van Rotterdam  (overleden 22-05-2017)